De 19e eeuw begon met een verarming die resulteerde in voedseltekorten en epidemieën, zoals die van 1804; hieraan moet de nasleep van de "Franse Oorlog" worden toegevoegd: aangezien het landgoed van Calp toebehoorde aan een Castiliaans Huis dat weerstand bood aan de Franse bezetting, werden de eigendommen in beslag genomen en omgezet in nationale activa.

Hoewel de Cortes de Cádiz de landgoederen afschaften, wijst alles erop dat de Fransen de landgoederen in Calp bleven innen, evenals andere buitengewone bijdragen. Deze fiscale druk bracht de bevolking van Calp ertoe om weerstand te bieden -sommigen van hen sloten zich aan bij de guerrillagroep van Josep Catalá, uit Xàbia-.

Het belangrijkste wapenfeit vond plaats in mei 1813, 300 Franse soldaten probeerden de stad in brand te steken en de guerrillastrijders slaagden erin om ze na een gevecht op de vlucht te jagen. Een herinnering aan deze gebeurtenis is de opening die nog in de oude muur zit, bekend als de "Forat de la mar".

Eind 1868 begon het boren van de Mascarat-tunnels, waarmee een einde kwam aan het probleem van isolatie van de zuidelijke regio's, een belangrijke omstandigheid voor de economische en sociale ontwikkeling van Calp.